"Laboratorium De Voorst 25 jaar"

Onderstaand een aantal citaten uit: Laboratorium De Voorst 25 jaar; een terugblik op 25 jaar aktiviteiten van het Laboratorium De Voorst ter gelegenheid van de viering van het 25-jarig bestaan op 10 en 11 september 1976, auteur: J.D. van der Tuin.

In onderstaande citaten zitten zeker, gemeten naar de huidige regels, enkele spelfouten, maar deze zijn origineel en in 1976 golden er nog andere spellingsregels.

Een terugblik op 25 jaar aktiviteiten van het laboratorium De Voorst ter gelegenheid van de viering van het 25-jarig bestaan op 10 en 11 september 1976.


Voorwoord.

In veler ogen verloopt de tijd zeer snel. Daarom is het een goede gedachte geweest, dat onze "archivaris", J.D. van der Tuin, ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan van het Laboratorium De Voorst één en ander uit het verleden voor ons op een rij heeft gezet en voor ons wakker heeft gemaakt.
Duidelijk wordt - evenals dat voor het totaal van het WL in de dertiger jaren geldt - dat vanuit een schuchter begin een hele ontwikkeling is doorgemaakt in velerlei opzicht.

Bij velen zullen bij het doorlezen van de tekst en bij het bekijken van de foto's, oude niet-vermelde herinneringen bovenkomen en dat wellicht des te meer naarmate men langer aan het Laboratorium verbonden is.
Naast de serieuze en meer zakelijke aspekten zullen daarbij ongetwijfeld ook wat luchtiger zaken de revue passeren.
Of U nu denkt aan fietsend-vechtende koffiejongens op een bruggetje zonder leuning over een aanvoersloot, aan schaalproeven met plastic doeken in de Windgoot om de windhinder bij getijmodellen in de open lucht te niet te doen, of aan translatiegolven opwekkende praktikanten, waardoor modelmuren bezweken ..........
U kunt wellicht zelf - om eens een modewoord te gebruiken - deze herinneringen wel verder "inkleuren". Ik wens U daarbij veel genoegen.

Mede dankzij de inzet van onze medewerkers is er de afgelopen periode van 25 jaar veel tot stand gekomen. Met een dergelijke inzet kunnen we de toekomstige periode met vertrouwen tegemoet zien.

juli 1976

J.J. Vinjé

File not found

ir. J.J. Vinjé, hoofd laboratorium De Voorst

Voorwoord.

In veler ogen verloopt de tijd zeer snel. Daarom is het een goede gedachte geweest, dat onze "archivaris", J.D. van der Tuin, ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan van het Laboratorium De Voorst één en ander uit het verleden voor ons op een rij heeft gezet en voor ons wakker heeft gemaakt.
Duidelijk wordt - evenals dat voor het totaal van het WL in de dertiger jaren geldt - dat vanuit een schuchter begin een hele ontwikkeling is doorgemaakt in velerlei opzicht.

Bij velen zullen bij het doorlezen van de tekst en bij het bekijken van de foto's, oude niet-vermelde herinneringen bovenkomen en dat wellicht des te meer naarmate men langer aan het Laboratorium verbonden is.
Naast de serieuze en meer zakelijke aspekten zullen daarbij ongetwijfeld ook wat luchtiger zaken de revue passeren.
Of U nu denkt aan fietsend-vechtende koffiejongens op een bruggetje zonder leuning over een aanvoersloot, aan schaalproeven met plastic doeken in de Windgoot om de windhinder bij getijmodellen in de open lucht te niet te doen, of aan translatiegolven opwekkende praktikanten, waardoor modelmuren bezweken ..........

U kunt wellicht zelf - om eens een modewoord te gebruiken - deze herinneringen wel verder "inkleuren". Ik wens U daarbij veel genoegen.

Mede dankzij de inzet van onze medewerkers is er de afgelopen periode van 25 jaar veel tot stand gekomen. Met een dergelijke inzet kunnen we de toekomstige periode met vertrouwen tegemoet zien.

juli 1976

J.J. Vinjé

File not found

ir. J.J. Vinjé, hoofd laboratorium De Voorst

Voorwoord.

In veler ogen verloopt de tijd zeer snel. Daarom is het een goede gedachte geweest, dat onze "archivaris", J.D. van der Tuin, ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan van het Laboratorium De Voorst één en ander uit het verleden voor ons op een rij heeft gezet en voor ons wakker heeft gemaakt.
Duidelijk wordt - evenals dat voor het totaal van het WL in de dertiger jaren geldt - dat vanuit een schuchter begin een hele ontwikkeling is doorgemaakt in velerlei opzicht.

Bij velen zullen bij het doorlezen van de tekst en bij het bekijken van de foto's, oude niet-vermelde herinneringen bovenkomen en dat wellicht des te meer naarmate men langer aan het Laboratorium verbonden is.
Naast de serieuze en meer zakelijke aspekten zullen daarbij ongetwijfeld ook wat luchtiger zaken de revue passeren.

Of U nu denkt aan fietsend-vechtende koffiejongens op een bruggetje zonder leuning over een aanvoersloot, aan schaalproeven met plastic doeken in de Windgoot om de windhinder bij getijmodellen in de open lucht te niet te doen, of aan translatiegolven opwekkende praktikanten, waardoor modelmuren bezweken ..........
U kunt wellicht zelf - om eens een modewoord te gebruiken - deze herinneringen wel verder "inkleuren". Ik wens U daarbij veel genoegen.

Mede dankzij de inzet van onze medewerkers is er de afgelopen periode van 25 jaar veel tot stand gekomen. Met een dergelijke inzet kunnen we de toekomstige periode met vertrouwen tegemoet zien.

juli 1976

J.J. Vinjé

File not found

ir. J.J. Vinjé, hoofd laboratorium De Voorst

Voorwoord.

In veler ogen verloopt de tijd zeer snel. Daarom is het een goede gedachte geweest, dat onze "archivaris", J.D. van der Tuin, ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan van het Laboratorium De Voorst één en ander uit het verleden voor ons op een rij heeft gezet en voor ons wakker heeft gemaakt.
Duidelijk wordt - evenals dat voor het totaal van het WL in de dertiger jaren geldt - dat vanuit een schuchter begin een hele ontwikkeling is doorgemaakt in velerlei opzicht.

Bij velen zullen bij het doorlezen van de tekst en bij het bekijken van de foto's,

oude niet-vermelde herinneringen bovenkomen en dat wellicht des te meer naarmate men langer aan het Laboratorium verbonden is.
Naast de serieuze en meer zakelijke aspekten zullen daarbij ongetwijfeld ook wat luchtiger zaken de revue passeren.
Of U nu denkt aan fietsend-vechtende koffiejongens op een bruggetje zonder leuning over een aanvoersloot, aan schaalproeven met plastic doeken in de Windgoot om de windhinder bij getijmodellen in de open lucht te niet te doen, of aan translatiegolven opwekkende praktikanten, waardoor modelmuren bezweken ..........

U kunt wellicht zelf - om eens een modewoord te gebruiken - deze herinneringen wel verder "inkleuren". Ik wens U daarbij veel genoegen.

Mede dankzij de inzet van onze medewerkers is er de afgelopen periode van 25 jaar veel tot stand gekomen. Met een dergelijke inzet kunnen we de toekomstige periode met vertrouwen tegemoet zien.

juli 1976

J.J. Vinjé

File not found

ir. J.J. Vinjé, hoofd laboratorium De Voorst


Het eerste begin.

De behoefte aan uitbreiding van laboratoriumruimte deed de stichting Waterbouwkundig Laboratorium na de tweede Wereldoorlog uitzien naar een geschikt terrein voor de opzet van een openlucht-laboratorium.
Met name plaatsen waar over een behoorlijk verval kon worden beschikt zijn toen nader onderzocht; we noemen in dit verband het Julianakanaal, het Twentekanaal en De Voorst.
Uiteindelijk na afwijzen van veel factoren, factoren als aanwezigheid van zout water, huisvesting, personeel, terreinkosten, etc. waren aanleiding om ook in andere delen van het land rond te kijken, b.v. in Hoek van Holland, Delfzijl en Wageningen.

Het jaarverslag van de Stichting over 1950 vermeldt dan ook: "Voor een openlucht-laboratorium, waarin de toekomst zeer grote modellen moeten worden onderzocht, is een geschikt terrein gevonden in de Noordoostpolder. Dichtbij De Voorst".
Prof. ir. J.Th. Thijsse was in die tijd directeur van het W L , zijn plaatsvervanger was ir. H.J. Schoemaker (m.i.v. 1-1-1950), die op zijn beurt werd bijgestaan door twee ingenieurs-sectiechef: ir. E.W. Bijker en ir. H.C. Frijlink.

Het eerste begin.

De behoefte aan uitbreiding van laboratoriumruimte deed de stichting Waterbouwkundig Laboratorium na de tweede Wereldoorlog uitzien naar een geschikt terrein voor de opzet van een openlucht-laboratorium.
Met name plaatsen waar over een behoorlijk verval kon worden beschikt zijn toen nader onderzocht; we noemen in dit verband het Julianakanaal, het Twentekanaal en De Voorst.
Uiteindelijk na afwijzen van veel factoren, factoren als aanwezigheid van zout water, huisvesting, personeel, terreinkosten, etc. waren aanleiding om ook in andere delen van het land

rond te kijken, b.v. in Hoek van Holland, Delfzijl en Wageningen.

Het jaarverslag van de Stichting over 1950 vermeldt dan ook: "Voor een openlucht-laboratorium, waarin de toekomst zeer grote modellen moeten worden onderzocht, is een geschikt terrein gevonden in de Noordoostpolder. Dichtbij De Voorst".
Prof. ir. J.Th. Thijsse was in die tijd directeur van het W L , zijn plaatsvervanger was ir. H.J. Schoemaker (m.i.v. 1-1-1950), die op zijn beurt werd bijgestaan door twee ingenieurs-sectiechef: ir. E.W. Bijker en ir. H.C. Frijlink.

Het eerste begin.

De behoefte aan uitbreiding van laboratoriumruimte deed de stichting Waterbouwkundig Laboratorium na de tweede Wereldoorlog uitzien naar een geschikt terrein voor de opzet van een openlucht-laboratorium.
Met name plaatsen waar over een behoorlijk verval kon worden beschikt zijn toen nader onderzocht; we noemen in dit verband het Julianakanaal, het Twentekanaal en De Voorst.

Uiteindelijk na afwijzen van veel factoren, factoren als aanwezigheid van zout water, huisvesting, personeel, terreinkosten, etc. waren aanleiding om ook in andere delen van het land rond te kijken, b.v. in Hoek van Holland, Delfzijl en Wageningen.

Het jaarverslag van de Stichting over 1950 vermeldt dan ook: "Voor een openlucht-laboratorium, waarin de toekomst zeer grote modellen

moeten worden onderzocht, is een geschikt terrein gevonden in de Noordoostpolder. Dichtbij De Voorst".
Prof. ir. J.Th. Thijsse was in die tijd directeur van het W L , zijn plaatsvervanger was ir. H.J. Schoemaker (m.i.v. 1-1-1950), die op zijn beurt werd bijgestaan door twee ingenieurs-sectiechef: ir. E.W. Bijker en ir. H.C. Frijlink.

Het eerste begin.

De behoefte aan uitbreiding van laboratoriumruimte deed de stichting Waterbouwkundig Laboratorium na de tweede Wereldoorlog uitzien naar een geschikt terrein voor de opzet van een openlucht-laboratorium.
Met name plaatsen waar over een behoorlijk verval kon worden beschikt zijn toen nader onderzocht; we noemen

in dit verband het Julianakanaal, het Twentekanaal en De Voorst.
Uiteindelijk na afwijzen van veel factoren, factoren als aanwezigheid van zout water, huisvesting, personeel, terreinkosten, etc. waren aanleiding om ook in andere delen van het land rond te kijken, b.v. in Hoek van Holland, Delfzijl en Wageningen.

Het jaarverslag van de Stichting over 1950 vermeldt dan ook: "Voor een openlucht-laboratorium, waarin de toekomst zeer grote modellen moeten worden onderzocht, is een geschikt terrein gevonden in de Noordoostpolder. Dichtbij De Voorst".
Prof. ir. J.Th. Thijsse was in die tijd directeur van het W L , zijn plaatsvervanger

was ir. H.J. Schoemaker (m.i.v. 1-1-1950), die op zijn beurt werd bijgestaan door twee ingenieurs-sectiechef: ir. E.W. Bijker en ir. H.C. Frijlink.


De eerste vijf jaren.

Van 1951 tot 1954 werden in De Voorst enige modelonderzoeken verricht om, bij wijze van proef, de mogelijkheden van een openlucht-laboratorium te ervaren, alvorens tot een definitieve vestiging te besluiten.
In het voorjaar van 1951 werd begonnen met de bouw van een groot model voor onderzoek naar afsluiting van de Braakman (M 359). De ervaringen met dit eerste model waren zeer gunstig.
Voor de watertoevoer werd gebruik gemaakt van de infiltratieduiker halverwege Vollenhove - L V; het water stroomde door de bermsloot langs de Repelweg. Deze sloot werd voor dit doel verruimd, en ook werd er een duiker onder de Repelweg door gelegd. Het op de modellen verbruikte water werd door de kavelsloten afgevoerd en kwam via uitlaatduikers in de Zwolse Vaart terecht. Tegen het einde van 1951 werd, ter vergroting van de capaciteit tot 1 m³/s, begonnen met de aanleg van hevels over de polderdijk. Tevens werd de duiker onder de Repelweg verruimd.

In juli 1951 waren er een kleine werkplaats, een houten woonhuis, een op de wal getrokken woonark en enkele schuilketen. De ingenieurs Bijker, Hoekstra en Gersie waren voor een groot deel van de tijd vanuit Delft hier gedetacheerd. Door de firma Daalder werden een timmerman (H. Harsevoort) en een aantal grondwerkers beschikbaar gesteld.

File not found

Timmerman H. Harsevoort

In 1952 werd een zeer groot model gebouwd van de Nederrijn bij Amerongen (M 398). Als bodemmateriaal werd gemalen bakeliet gekozen, hetgeen betere resultaten zou blijken af te werpen dan de tot dantoe gebruikte gebroken puimsteen.
In 1953 werd als gevolg van de grote overstromingsramp in het zuidwesten van ons land, intensief modelonderzoek uitgevoerd ter ondersteuning van het herstel. Het model van de Veerhaven van Kruiningen (M 454) was daarvan een der grootste.

Na drie jaar ervaring met het onderzoek in de openlucht kon de balans worden opgemaakt. Het was de jonge ir. J.E. Prins die belast was met de studie omtrent de plaatskeuze, de evaluatie van de pro's en contra's en het opstellen van een rapport over de eventueel noodzakelijke inrichting, hetgeen op 12 januari 1954 resulteerde in een besluit van de Stichting tot definitieve vestiging in De Voorst. Vanaf dat moment werden er ijverig plannen gemaakt. Er werd 86,5 ha grond aangekocht. het nieuwe hoofdkantoor werd aan de noordzijde van de Voorsterweg gedacht, waar ook eerst een houten kantoortje stond, dat later werd verplaatst en als "Waterwegkeet" bekendheid kreeg.

File not found

Kantoor aan de noordzijde van de Voorsterweg, tegenover de inrit van de Maasweg (1954)

Het hoofdkantoor zoals oorspronkelijk ontworpen, is er echter nooit gekomen. In plaats daarvan, is er een bescheiden semi-permanent kantoor gebouwd, (de oude vleugel van het huidige kantoor) dat in 1957 gereed kwam.
Door de aanwezigheid van bedrijven voor metaal- en houtbewerking in Vollenhove was het aanvankelijk niet nodig zelf werkplaatsen in te richten.

De eerste vijf jaren.

Van 1951 tot 1954 werden in De Voorst enige modelonderzoeken verricht om, bij wijze van proef, de mogelijkheden van een openlucht-laboratorium te ervaren, alvorens tot een definitieve vestiging te besluiten.
In het voorjaar van 1951 werd begonnen met de bouw van een groot model voor onderzoek naar afsluiting van de Braakman (M 359). De ervaringen met dit eerste model waren zeer gunstig.
Voor de watertoevoer werd gebruik gemaakt van de infiltratieduiker halverwege Vollenhove - L V; het water stroomde door de bermsloot langs de Repelweg. Deze sloot werd voor dit doel verruimd, en ook werd er een duiker onder de Repelweg door gelegd. Het op de modellen verbruikte water werd door de kavelsloten afgevoerd en kwam via uitlaatduikers in de Zwolse Vaart terecht. Tegen het einde van 1951 werd, ter vergroting van de capaciteit tot 1 m³/s, begonnen met de aanleg van hevels over de polderdijk. Tevens werd de duiker onder de Repelweg verruimd.

In juli 1951 waren er een kleine werkplaats, een houten woonhuis, een op de wal getrokken woonark en enkele schuilketen. De ingenieurs Bijker, Hoekstra en Gersie waren voor een groot deel van de tijd vanuit Delft hier gedetacheerd. Door de firma Daalder werden een timmerman (H. Harsevoort) en een aantal grondwerkers beschikbaar gesteld.

File not found

Timmerman H. Harsevoort

In 1952 werd een zeer groot model gebouwd van de Nederrijn bij Amerongen (M 398). Als bodemmateriaal werd gemalen bakeliet gekozen, hetgeen betere resultaten zou blijken af te werpen dan de tot dantoe gebruikte gebroken puimsteen.

In 1953 werd als gevolg van de grote overstromingsramp in het zuidwesten van ons land, intensief modelonderzoek uitgevoerd ter ondersteuning van het herstel. Het model van de Veerhaven van Kruiningen (M 454) was daarvan een der grootste.

Na drie jaar ervaring met het onderzoek in de openlucht kon de balans worden opgemaakt. Het was de jonge ir. J.E. Prins die belast was met de studie omtrent de plaatskeuze, de evaluatie van de pro's en contra's en het opstellen van een rapport over de eventueel noodzakelijke inrichting, hetgeen op 12 januari 1954 resulteerde in een besluit van de Stichting tot definitieve vestiging in De Voorst. Vanaf dat moment werden er ijverig plannen gemaakt. Er werd 86,5 ha grond aangekocht. het nieuwe hoofdkantoor werd aan de noordzijde van de Voorsterweg gedacht, waar ook eerst een houten kantoortje stond, dat later werd verplaatst en als "Waterwegkeet" bekendheid kreeg.

File not found

Kantoor aan de noordzijde van de Voorsterweg, tegenover de inrit van de Maasweg (1954)

Het hoofdkantoor zoals oorspronkelijk ontworpen, is er echter nooit gekomen. In plaats daarvan, is er een bescheiden semi-permanent kantoor gebouwd, (de oude vleugel van het huidige kantoor) dat in 1957 gereed kwam.
Door de aanwezigheid van bedrijven voor metaal- en houtbewerking in Vollenhove was het aanvankelijk niet nodig zelf werkplaatsen in te richten.

De eerste vijf jaren.

Van 1951 tot 1954 werden in De Voorst enige modelonderzoeken verricht om, bij wijze van proef, de mogelijkheden van een openlucht-laboratorium te ervaren, alvorens tot een definitieve vestiging te besluiten.
In het voorjaar van 1951 werd begonnen met de bouw van een groot model voor onderzoek naar afsluiting van de Braakman (M 359). De ervaringen met dit eerste model waren zeer gunstig.
Voor de watertoevoer werd gebruik gemaakt van de infiltratieduiker halverwege Vollenhove - L V; het water stroomde door de bermsloot langs de Repelweg. Deze sloot werd voor dit doel verruimd, en ook werd er een duiker onder de Repelweg door gelegd. Het op de modellen verbruikte water werd door de kavelsloten afgevoerd en kwam via uitlaatduikers in de Zwolse Vaart terecht. Tegen het einde van 1951 werd, ter vergroting van de capaciteit tot 1 m³/s, begonnen met de aanleg van hevels over de polderdijk. Tevens werd de duiker onder de Repelweg verruimd.

In juli 1951 waren er een kleine werkplaats, een houten woonhuis, een op de wal getrokken woonark en enkele schuilketen. De ingenieurs Bijker, Hoekstra en Gersie waren voor een groot deel van de tijd vanuit Delft hier gedetacheerd. Door de firma Daalder werden een timmerman (H. Harsevoort) en een aantal grondwerkers beschikbaar gesteld.

File not found

Timmerman H. Harsevoort

In 1952 werd een zeer groot model gebouwd van de Nederrijn bij Amerongen (M 398). Als bodemmateriaal werd gemalen bakeliet gekozen, hetgeen betere resultaten zou blijken af te werpen dan de tot dantoe gebruikte gebroken puimsteen.
In 1953 werd als gevolg van de grote overstromingsramp in het zuidwesten van ons land, intensief modelonderzoek uitgevoerd ter ondersteuning van het herstel. Het model van de Veerhaven van Kruiningen (M 454) was daarvan een der grootste.

Na drie jaar ervaring met het onderzoek in de openlucht kon de balans worden opgemaakt. Het was de jonge ir. J.E. Prins die belast was met de studie omtrent de plaatskeuze, de evaluatie van de pro's en contra's en het opstellen van een rapport over de eventueel noodzakelijke inrichting, hetgeen op 12 januari 1954 resulteerde in een besluit van de Stichting tot definitieve

vestiging in De Voorst. Vanaf dat moment werden er ijverig plannen gemaakt. Er werd 86,5 ha grond aangekocht. het nieuwe hoofdkantoor werd aan de noordzijde van de Voorsterweg gedacht, waar ook eerst een houten kantoortje stond, dat later werd verplaatst en als "Waterwegkeet" bekendheid kreeg.

File not found

Kantoor aan de noordzijde van de Voorsterweg, tegenover de inrit van de Maasweg (1954)

Het hoofdkantoor zoals oorspronkelijk ontworpen, is er echter nooit gekomen. In plaats daarvan, is er een bescheiden semi-permanent kantoor gebouwd, (de oude vleugel van het huidige kantoor) dat in 1957 gereed kwam.
Door de aanwezigheid van bedrijven voor metaal- en houtbewerking in Vollenhove was het aanvankelijk niet nodig zelf werkplaatsen in te richten.

De eerste vijf jaren.

Van 1951 tot 1954 werden in De Voorst enige modelonderzoeken verricht om, bij wijze van proef, de mogelijkheden van een openlucht-laboratorium te ervaren, alvorens tot een definitieve vestiging te besluiten.
In het voorjaar van 1951 werd begonnen met de bouw van een groot model voor onderzoek naar afsluiting van de Braakman (M 359). De ervaringen met dit eerste model waren zeer gunstig.
Voor de watertoevoer werd gebruik gemaakt van de infiltratieduiker halverwege Vollenhove - L V; het water stroomde door de bermsloot langs de Repelweg. Deze sloot werd voor dit doel verruimd, en ook werd er een duiker onder de Repelweg door gelegd. Het op de modellen verbruikte water werd door de kavelsloten afgevoerd en kwam via uitlaatduikers in de Zwolse Vaart terecht. Tegen het einde van 1951 werd, ter vergroting van de capaciteit tot 1 m³/s, begonnen met de aanleg van hevels over de polderdijk. Tevens werd de duiker onder de Repelweg verruimd.

In juli 1951 waren er een kleine werkplaats, een houten woonhuis, een op de

wal getrokken woonark en enkele schuilketen. De ingenieurs Bijker, Hoekstra en Gersie waren voor een groot deel van de tijd vanuit Delft hier gedetacheerd. Door de firma Daalder werden een timmerman (H. Harsevoort) en een aantal grondwerkers beschikbaar gesteld.

File not found

Timmerman H. Harsevoort

In 1952 werd een zeer groot model gebouwd van de Nederrijn bij Amerongen (M 398). Als bodemmateriaal werd gemalen bakeliet gekozen, hetgeen betere resultaten zou blijken af te werpen dan de tot dantoe gebruikte gebroken puimsteen.

In 1953 werd als gevolg van de grote overstromingsramp in het zuidwesten van ons land, intensief modelonderzoek uitgevoerd ter ondersteuning van het herstel. Het model van de Veerhaven van Kruiningen (M 454) was daarvan een der grootste.

Na drie jaar ervaring met het onderzoek in de openlucht kon de balans worden opgemaakt. Het was de jonge ir. J.E. Prins die belast was met de studie omtrent de plaatskeuze, de evaluatie van de pro's en contra's en het opstellen van een rapport over de eventueel noodzakelijke inrichting, hetgeen op 12 januari 1954 resulteerde in een besluit van de Stichting tot definitieve vestiging in De Voorst. Vanaf dat moment werden er ijverig plannen gemaakt. Er werd 86,5 ha grond aangekocht. Het nieuwe hoofdkantoor werd aan de noordzijde van de Voorsterweg gedacht, waar ook eerst een houten kantoortje stond, dat later werd verplaatst en als "Waterwegkeet" bekendheid kreeg.

File not found

Kantoor aan de noordzijde van de Voorsterweg, tegenover de inrit van de Maasweg (1954)

Het hoofdkantoor zoals oorspronkelijk ontworpen, is er echter nooit gekomen. In plaats daarvan, is er een bescheiden semi-permanent kantoor gebouwd, (de oude vleugel van het huidige kantoor) dat in 1957 gereed kwam.
Door de aanwezigheid van bedrijven voor metaal- en houtbewerking in Vollenhove was het aanvankelijk niet nodig zelf werkplaatsen in te richten.


1956 - 1960.

1956 was een zeer bedrijvig jaar, waarin begonnen werd met de bouw van het kantoor, de Wind en Stroomgoot en in de inlaatduiker. Ook werd de regelvijver aangelegd en werden de aan- en afvoersloten gegraven. Een terreinkaartje uit dat jaar vermeldt de volgende modellen: M 315 - Oeververbindingen Rotterdam; M 346 - Tweede Petroleum-haven Rotterdam (in verband met deze beide modellen werd op 24 januari 1956 een persconferentie belegd); M 398 situatie stuw Vreeswijk; M 402 Noodverbrugging bovenrivieren; M 472 - Ingang St. Annabaai, Curacao; M 498 - Haven van Lagos, Nigeria; M 505 - Haringvlietsluizen; M 515 -Overzichtsmodel Haringvliet; M 522 - Houtribsluizen; M 526 - Haven van IJmuiden; M 529 - Ontgronding Kornwederzand; M 537 Mond van Escravos - rivier, Nigeria. Hoogtepunt van het jaar was het bezoek van H.M. Koningin Juliana op 6 juni 1956 aan het laboratorium bracht.

Op 22 mei 1957 werden het nieuwe kantoor en de Wind- en Stroomgoot officieel in gebruik genomen in aanwezigheid van de bestuursleden van de Stichting. Het eerste projekt dat in de Windgoot werd onderzocht was een model van een schuif voor de Haringvlietsluizen (M 399).
Op het terrein werden steeds meer grote modellen gebouwd: M 395 - Splitsingpunt bij Westervoort; M 509 - Kustmodel Thyborøn in Denemarken; M 588 Afsluiting Veersegat; M 609 - Afsluiting Lauwerszee.

File not found

Kustmodel Thyborøn in Denemarken

In 1958 werd een model gebouwd voor afsluiting van de Grevelingen (M 563) met een vernuftig systeem van getijregeling. De kamer bij de ingang van het wind- en stroomgootgebouw werd ingericht voor instrumentatie en electronica.
Ernaast werd een kleine donkere kamer met voorraadruimte voor fotografische materialen in gebruik genomen. Onderin het gebouw naast de Windgoot stond een werkbank als eerste begin van de instrumentatie afdeling.
In 1959 begon een periode van circa 2 jaar waarin ca. 15 Turkse havens aan een modelonderzoek werden onderworpen. Ook werd een groot model gebouwd van de riviersplitsing nabij Dordrecht. (M 545).

Op 27 april 1960 nam Prof. Thijsse afscheid als directeur, hij werd opgevolgd door ir. H.J. Schoemaker. Als adjunct-directeur werd aangesteld ir. E.W. Bijker. Ir. A.J. Hoekstra, tot dan toe bedrijfsingenieur werd benoemd tot Hoofd laboratorium De Voorst.

1956 - 1960.

1956 was een zeer bedrijvig jaar, waarin begonnen werd met de bouw van het kantoor, de Wind en Stroomgoot en in de inlaatduiker. Ook werd de regelvijver aangelegd en werden de aan- en afvoersloten gegraven. Een terreinkaartje uit dat jaar vermeldt de volgende modellen: M 315 - Oeververbindingen Rotterdam; M 346 - Tweede Petroleum-haven Rotterdam (in verband met deze beide modellen werd op 24 januari 1956 een persconferentie belegd); M 398 situatie stuw Vreeswijk; M 402 Noodverbrugging bovenrivieren; M 472 - Ingang St. Annabaai, Curacao; M 498 - Haven van Lagos, Nigeria; M 505 - Haringvlietsluizen; M 515 -Overzichtsmodel Haringvliet; M 522 - Houtribsluizen; M 526 - Haven van IJmuiden; M 529 - Ontgronding Kornwederzand; M 537 Mond van Escravos - rivier, Nigeria. Hoogtepunt van het jaar was het bezoek van H.M. Koningin Juliana op 6 juni 1956 aan het laboratorium bracht.

Op 22 mei 1957 werden het nieuwe kantoor en de Wind- en Stroomgoot officieel in gebruik genomen in aanwezigheid van de bestuursleden van de Stichting. Het eerste projekt dat in de Windgoot werd onderzocht was een model van een schuif voor de Haringvlietsluizen (M 399).
Op het terrein werden steeds meer grote modellen gebouwd: M 395 - Splitsingpunt bij Westervoort; M 509 - Kustmodel Thyborøn in Denemarken; M 588 Afsluiting Veersegat; M 609 - Afsluiting Lauwerszee. In 1958 werd een model gebouwd voor afsluiting van de Grevelingen (M 563) met een vernuftig systeem van getijregeling. De kamer bij de ingang van het wind- en stroomgootgebouw werd ingericht voor instrumentatie en electronica.
Ernaast werd een kleine donkere kamer met voorraadruimte voor fotografische materialen in gebruik genomen. Onderin het gebouw naast de Windgoot stond een werkbank als eerste begin van de instrumentatie afdeling.

File not found

Kustmodel Thyborøn in Denemarken

In 1959 begon een periode van circa 2 jaar waarin ca. 15 Turkse havens aan een modelonderzoek werden onderworpen. Ook werd een groot model gebouwd van de riviersplitsing nabij Dordrecht. (M 545).

Op 27 april 1960 nam Prof. Thijsse afscheid als directeur, hij werd opgevolgd door ir. H.J. Schoemaker. Als adjunct-directeur werd aangesteld ir. E.W. Bijker. Ir. A.J. Hoekstra, tot dan toe bedrijfsingenieur werd benoemd tot Hoofd laboratorium De Voorst.

1956 - 1960.

1956 was een zeer bedrijvig jaar, waarin begonnen werd met de bouw van het kantoor, de Wind en Stroomgoot en in de inlaatduiker. Ook werd de regelvijver aangelegd en werden de aan- en afvoersloten gegraven. Een terreinkaartje uit dat jaar vermeldt de volgende modellen: M 315 - Oeververbindingen Rotterdam; M 346 - Tweede Petroleum-haven Rotterdam (in verband met deze beide modellen werd op 24 januari 1956 een persconferentie belegd); M 398 situatie stuw Vreeswijk; M 402 Noodverbrugging bovenrivieren; M 472 - Ingang St. Annabaai, Curacao; M 498 - Haven van Lagos, Nigeria; M 505 - Haringvlietsluizen; M 515 -Overzichtsmodel Haringvliet; M 522 - Houtribsluizen; M 526 - Haven van IJmuiden; M 529 - Ontgronding Kornwederzand; M 537 Mond van Escravos - rivier, Nigeria. Hoogtepunt van het jaar was het bezoek van H.M. Koningin Juliana op 6 juni 1956 aan het laboratorium bracht.

Op 22 mei 1957 werden het nieuwe kantoor en de Wind- en Stroomgoot officieel in gebruik genomen in aanwezigheid van de bestuursleden van de Stichting. Het eerste projekt dat in de Windgoot werd onderzocht was een model van een schuif voor de Haringvlietsluizen (M 399).
Op het terrein werden steeds meer grote modellen gebouwd: M 395 - Splitsingpunt

bij Westervoort; M 509 - Kustmodel Thyborøn in Denemarken; M 588 Afsluiting Veersegat; M 609 - Afsluiting Lauwerszee.

File not found

Kustmodel Thyborøn in Denemarken

In 1958 werd een model gebouwd voor afsluiting van de Grevelingen (M 563) met een vernuftig systeem van getijregeling. De kamer bij de ingang van het wind- en stroomgootgebouw werd ingericht voor instrumentatie en electronica.
Ernaast werd een kleine donkere kamer met voorraadruimte voor fotografische materialen in gebruik genomen. Onderin het gebouw naast de Windgoot stond een werkbank als eerste begin van de instrumentatie afdeling.
In 1959 begon een periode van circa 2 jaar waarin ca. 15 Turkse havens aan een modelonderzoek werden onderworpen. Ook werd een groot model gebouwd van de riviersplitsing nabij Dordrecht. (M 545).

Op 27 april 1960 nam Prof. Thijsse afscheid als directeur, hij werd opgevolgd door ir. H.J. Schoemaker. Als adjunct-directeur werd aangesteld ir. E.W. Bijker. Ir. A.J. Hoekstra, tot dan toe bedrijfsingenieur werd benoemd tot Hoofd laboratorium De Voorst.

1956 - 1960.

1956 was een zeer bedrijvig jaar, waarin begonnen werd met de bouw van het kantoor, de Wind en Stroomgoot en in de inlaatduiker. Ook werd de regelvijver aangelegd en werden de aan- en afvoersloten gegraven. Een terreinkaartje uit dat jaar vermeldt de volgende modellen: M 315 - Oeververbindingen Rotterdam; M 346 - Tweede Petroleum-haven Rotterdam (in verband met deze beide modellen werd op 24 januari 1956 een persconferentie belegd); M 398 situatie stuw Vreeswijk; M 402 Noodverbrugging bovenrivieren; M 472 - Ingang St. Annabaai, Curacao; M 498 - Haven van Lagos, Nigeria; M 505 - Haringvlietsluizen; M 515 -Overzichtsmodel Haringvliet; M 522 - Houtribsluizen; M 526 - Haven van IJmuiden; M 529 - Ontgronding Kornwederzand; M 537 Mond van Escravos - rivier, Nigeria.

Hoogtepunt van het jaar was het bezoek van H.M. Koningin Juliana op 6 juni 1956 aan het laboratorium bracht.

Op 22 mei 1957 werden het nieuwe kantoor en de Wind- en Stroomgoot officieel in gebruik genomen in aanwezigheid van de bestuursleden van de Stichting. Het eerste projekt dat in de Windgoot werd onderzocht was een model van een schuif voor de Haringvlietsluizen (M 399).
Op het terrein werden steeds meer grote modellen gebouwd: M 395 - Splitsingpunt bij Westervoort; M 509 - Kustmodel Thyborøn in Denemarken; M 588 Afsluiting Veersegat; M 609 - Afsluiting Lauwerszee. In 1958 werd een model gebouwd voor afsluiting van de Grevelingen (M 563) met een vernuftig systeem van getijregeling. De kamer bij de ingang

File not found

Kustmodel Thyborøn in Denemarken

van het wind- en stroomgootgebouw werd ingericht voor instrumentatie en electronica.

Ernaast werd een kleine donkere kamer met voorraadruimte voor fotografische materialen in gebruik genomen. Onderin het gebouw naast de Windgoot stond een werkbank als eerste begin van de instrumentatie afdeling.
In 1959 begon een periode van circa 2 jaar waarin ca. 15 Turkse havens aan een modelonderzoek werden onderworpen. Ook werd een groot model gebouwd van de riviersplitsing nabij Dordrecht. (M 545).

Op 27 april 1960 nam Prof. Thijsse afscheid als directeur, hij werd opgevolgd door ir. H.J. Schoemaker. Als adjunct-directeur werd aangesteld ir. E.W. Bijker. Ir. A.J. Hoekstra, tot dan toe bedrijfsingenieur werd benoemd tot Hoofd laboratorium De Voorst.


1961 - 1965.

In 1961 werden er twee kavels bijgekocht waarmee de totale oppervlakte op 122,5 ha kwam. De modellen werden alle voorzien van een automatische debietregeling. Bij de timmerwerkplaats werd ook een schilderswerkplaats ingericht.
Onder in het windgootgebouw werd een metaalwerkplaatsje en een hoekje voor electronische instrumentatie ingericht.
Voor een groot getijmodel van de toegang tot de haven van Bangkok (M 770) werd een grote loods (3350 m²) gebouwd.
Na het Wind- en Stroomgootgebouw op het "terrein” de eerste overdekte modelruimte.
Ten behoeve van de verbreding van het Noordzeekanaal werd een groot scheepvaartmodel (M 726) gebouwd. Ook werd begonnen met de bouw van het "nieuwe" gedeelte van het huidige hoofdkantoor (de vleugel, waar thans de staf is gevestigd) dat eind 1962 in gebruik werd genomen.

Het jaar 1963 begon met een uitzonderlijk lange vorstperiode waarin de beide Thaise ingenieurs, werkzaam op het Bangkokmodel, op hun eigen model hebben leren schaatsen.
Op 18 januari werd de beruchte Elfstedentocht gereden, waaraan ook enkele medewerkers van ons laboratorium hebben deelgenomen, n.l. irs. van Staal en Sipma.

File not found

Thaise ingenieur, schaatsend op het Bangkokmodel, 1963

Voor een getijmodel voor onderzoek naar de mogelijkheden tot afsluiting van de Oosterschelde (M 822) werd begonnen met de bouw van een loods 80 x 43 m², welke in 1964 gereed kwam. (De kleinste van de twee loodsen is de huidige "Brouwersloods").

In 1964 werd een begin gemaakt met de bouw van het eerste gedeelte van de nieuwe werkplaatsen; in het jaar daarop kwam de nieuwe ruimte beschikbaar voor electronica, instrumentenmakerij en centraal magazijn.
Op het terrein werden 5 kleine bungalows gezet om in de behoefte aan kantoorruimte te voorzien; eveneens in 1964 werd de Europoort-loods gebouwd voor onderzoek van dichtheidsstromen in de toegang naar Europoort (M 813). Deze loods wordt thans een onderdeel van de Bangkok-loods.

In 1965 werd begonnen met de uitbreiding van het Wind- en Stroomgootgebouw; het jaar daarop beschikten we over een goed geoutilleerde fotografische afdeling. Ter plaatse van het voormalig model "Onderzoek Sloehaven te Vlissingen” (M 635) werd een groot golfbassin aangelegd, dat in 1968 werd overkapt en thans als "Golfbak Nigerweg" bekend is.

File not found

De nog open golfbak aan de Nigerweg

Op 20 september raakte de heer W. Santbergen, bij een aanrijding op de Repelweg betrokken, en wel zo ernstig dat hij na ruim 2 ½ jaar later pas zijn werk weer kon hervatten.

1961 - 1965.

In 1961 werden er twee kavels bijgekocht waarmee de totale oppervlakte op 122,5 ha kwam. De modellen werden alle voorzien van een automatische debietregeling. Bij de timmerwerkplaats werd ook een schilderswerkplaats ingericht.
Onder in het windgootgebouw werd een metaalwerkplaatsje en een hoekje voor electronische instrumentatie ingericht.
Voor een groot getijmodel van de toegang tot de haven van Bangkok (M 770) werd een grote loods (3350 m²) gebouwd.
Na het Wind- en Stroomgootgebouw op het "terrein” de eerste overdekte modelruimte.
Ten behoeve van de verbreding van het Noordzeekanaal werd een groot scheepvaartmodel (M 726) gebouwd. Ook werd begonnen met de bouw van het "nieuwe" gedeelte van het huidige hoofdkantoor (de vleugel, waar thans de staf is gevestigd) dat eind 1962 in gebruik werd genomen.

Het jaar 1963 begon met een uitzonderlijk lange vorstperiode waarin de beide Thaise ingenieurs, werkzaam op het Bangkokmodel, op hun eigen model hebben leren schaatsen.
Op 18 januari werd de beruchte Elfstedentocht gereden, waaraan ook enkele medewerkers van ons laboratorium hebben deelgenomen, n.l. irs. van Staal en Sipma.

File not found

Thaise ingenieur, schaatsend op het Bangkokmodel, 1963

Voor een getijmodel voor onderzoek naar de

mogelijkheden tot afsluiting van de Oosterschelde (M 822) werd begonnen met de bouw van een loods 80 x 43 m², welke in 1964 gereed kwam. (De kleinste van de twee loodsen is de huidige "Brouwersloods").

In 1964 werd een begin gemaakt met de bouw van het eerste gedeelte van de nieuwe werkplaatsen; in het jaar daarop kwam de nieuwe ruimte beschikbaar voor electronica, instrumentenmakerij en centraal magazijn.
Op het terrein werden 5 kleine bungalows gezet om in de behoefte aan kantoorruimte te voorzien; eveneens in 1964 werd de Europoort-loods gebouwd voor onderzoek van dichtheidsstromen in de toegang naar Europoort (M 813). Deze loods wordt thans een onderdeel van de Bangkok-loods.

In 1965 werd begonnen met de uitbreiding van het Wind- en Stroomgootgebouw; het jaar daarop beschikten we over een goed geoutilleerde fotografische afdeling. Ter plaatse van het voormalig model "Onderzoek Sloehaven te Vlissingen” (M 635) werd een groot golfbassin aangelegd, dat in 1968 werd overkapt en thans als "Golfbak Nigerweg" bekend is.

File not found

De nog open golfbak aan de Nigerweg

Op 20 september raakte de heer W. Santbergen, bij een aanrijding op de Repelweg betrokken, en wel zo ernstig dat hij na ruim 2 ½ jaar later pas zijn werk weer kon hervatten.

1961 - 1965.

In 1961 werden er twee kavels bijgekocht waarmee de totale oppervlakte op 122,5 ha kwam. De modellen werden alle voorzien van een automatische debietregeling. Bij de timmerwerkplaats werd ook een schilderswerkplaats ingericht.
Onder in het windgootgebouw werd een metaalwerkplaatsje en een hoekje voor electronische instrumentatie ingericht.
Voor een groot getijmodel van de toegang tot de haven van Bangkok (M 770) werd een grote loods (3350 m²) gebouwd.
Na het Wind- en Stroomgootgebouw op het "terrein” de eerste overdekte modelruimte.
Ten behoeve van de verbreding van het Noordzeekanaal werd een groot scheepvaartmodel (M 726) gebouwd. Ook werd begonnen met de bouw van het "nieuwe" gedeelte van het huidige hoofdkantoor (de vleugel, waar thans de staf is gevestigd) dat eind 1962 in gebruik werd genomen.

Het jaar 1963 begon met een uitzonderlijk lange vorstperiode waarin de beide Thaise ingenieurs, werkzaam op het Bangkokmodel, op hun eigen model hebben leren schaatsen.
Op 18 januari werd de beruchte Elfstedentocht gereden, waaraan ook enkele medewerkers van ons laboratorium hebben deelgenomen, n.l. irs. van Staal en Sipma. Voor een getijmodel voor onderzoek naar de mogelijkheden tot afsluiting van de Oosterschelde (M 822) werd begonnen met de bouw

File not found

Thaise ingenieur, schaatsend op het Bangkokmodel, 1963

van een loods 80 x 43 m², welke in 1964 gereed kwam. (De kleinste van de twee loodsen is de huidige "Brouwersloods").

In 1964 werd een begin gemaakt met de bouw van het eerste gedeelte van de nieuwe werkplaatsen; in het jaar daarop kwam de nieuwe ruimte beschikbaar voor electronica, instrumentenmakerij en centraal magazijn.
Op het terrein werden 5 kleine bungalows gezet om in de behoefte aan kantoorruimte te voorzien; eveneens in 1964 werd de Europoort-loods gebouwd voor onderzoek van dichtheidsstromen in de toegang naar Europoort (M 813). Deze

loods wordt thans een onderdeel van de Bangkok-loods.

In 1965 werd begonnen met de uitbreiding van het Wind- en Stroomgootgebouw; het jaar daarop beschikten we over een goed geoutilleerde fotografische afdeling. Ter plaatse van het voormalig model "Onderzoek Sloehaven te Vlissingen” (M 635) werd een groot golfbassin aangelegd, dat in 1968 werd overkapt en thans als "Golfbak Nigerweg" bekend is.

File not found

De nog open golfbak aan de Nigerweg

Op 20 september raakte de heer W. Santbergen, bij een aanrijding op de Repelweg betrokken, en wel zo ernstig dat hij na ruim 2 ½ jaar later pas zijn werk weer kon hervatten.

1961 - 1965.

In 1961 werden er twee kavels bijgekocht waarmee de totale oppervlakte op 122,5 ha kwam. De modellen werden alle voorzien van een automatische debietregeling. Bij de timmerwerkplaats werd ook een schilderswerkplaats ingericht.
Onder in het windgootgebouw werd een metaalwerkplaatsje en een hoekje voor electronische instrumentatie ingericht.
Voor een groot getijmodel van de toegang tot de haven van Bangkok (M 770) werd een grote loods (3350 m²) gebouwd.
Na het Wind- en Stroomgootgebouw op het "terrein” de eerste overdekte modelruimte.
Ten behoeve van de verbreding van het Noordzeekanaal werd een groot scheepvaartmodel (M 726) gebouwd. Ook werd begonnen met de bouw van het "nieuwe" gedeelte van het huidige hoofdkantoor (de vleugel, waar thans de staf is gevestigd) dat eind 1962 in gebruik werd genomen.

Het jaar 1963 begon met een uitzonderlijk lange vorstperiode waarin de

beide Thaise ingenieurs, werkzaam op het Bangkokmodel, op hun eigen model hebben leren schaatsen.
Op 18 januari werd de beruchte Elfstedentocht gereden, waaraan ook enkele medewerkers van ons laboratorium hebben deelgenomen, n.l. irs. van Staal en Sipma.

File not found

Thaise ingenieur, schaatsend op het Bangkokmodel, 1963

Voor een getijmodel voor onderzoek

naar de mogelijkheden tot afsluiting van de Oosterschelde (M 822) werd begonnen met de bouw van een loods 80 x 43 m², welke in 1964 gereed kwam. (De kleinste van de twee loodsen is de huidige "Brouwersloods").

In 1964 werd een begin gemaakt met de bouw van het eerste gedeelte van de nieuwe werkplaatsen; in het jaar daarop kwam de nieuwe ruimte beschikbaar voor electronica, instrumentenmakerij en centraal magazijn.
Op het terrein werden 5 kleine bungalows gezet om in de behoefte aan kantoorruimte te voorzien; eveneens in 1964 werd de Europoort-loods gebouwd voor onderzoek van dichtheidsstromen in de toegang naar Europoort (M 813). Deze loods wordt thans een onderdeel van de Bangkok-loods.

In 1965 werd begonnen met de uitbreiding van het Wind- en Stroomgootgebouw; het jaar daarop beschikten we over een goed geoutilleerde

fotografische afdeling. Ter plaatse van het voormalig model "Onderzoek Sloehaven te Vlissingen” (M 635) werd een groot golfbassin aangelegd, dat in 1968 werd overkapt en thans als "Golfbak Nigerweg" bekend is.

File not found

De nog open golfbak aan de Nigerweg

Op 20 september raakte de heer W. Santbergen, bij een aanrijding op de Repelweg betrokken, en wel zo ernstig dat hij na ruim 2 ½ jaar later pas zijn werk weer kon hervatten.


1966 - 1970.

In 1966 werden de wegen op het terrein geasfalteerd. voor de afsluiting van het Brouwershavensegat (M 886) werd een grote loods (43 x 110 m²) gebouwd. (de grootste der twee loodsen van de huidige "Brouwersloods", terwijl het model (M 782) voor onderzoek naar duwvaart in kanalen werd overkapt door een 194 meter lange loods. De ruimte in de Bangkokloods kwam vrij voor andere onderzoeken.
Amateurfotografen onder het personeel richtten een fotokring op welke 5 jaar heeft bestaan.

Bij het PV-reisje werd te Amersfoort zodanig gedineerd dat het bedienend personeel toezegde een volgend keer uit kruiwagens te zullen serveren.

File not found

Modelonderzoek naar afzinkmanoeuvres van elementen van de Benelux-tunnel (M 895, 1966)

Op 15 november 1967 vond de promotie plaats van ir. E.W. Bijker.

1968 was een boeiend jaar; de personeelsvereniging was zeer aktief; vooral door toedoen van Carol de Jong kwam het personeelsblad De Meander van de grond. Tijdens het jaarlijkse PV-reisje, werd te Uddel zo karig geserveerd, dat enkelen hun tekort met tafelzilver meenden te mogen aanvullen.

Op 30 augustus vond een afscheidsreceptie plaats van dr. ir. E.W. Bijker en ir. A.J. Hoekstra. Eerstgenoemde werd als adjunct-directeur opgevolgd door ir. J.E. Prins, en ir. J.J. Vinjé werd hoofd laboratorium De Voorst.
Het wind- en stroomgootgebouw werd uitgebreid met een reeks kantoorkamers en een kleine kantine, terwijl ook de meetruimte werd verbeterd.
In 1969 was aller aandacht gericht op de bouw van de kolossale Oosterscheldehal waarin zowel het getijmodel M 1000 als het detailmodel M 1001 een plaats zouden vinden.

File not found

De in 1970 in gebruik genomen Oosterscheldehal

Tevens werd er een kantoor bijgebouwd, terwijl er ook hard gewerkt werd aan een centrale kantine. Deze bouwwerken werden op 5 januari 1970 op feestelijke wijze in gebruik gesteld waarbij de kantine een plastiek van de kunstenaar Herman Nieweg werd onthuld, en in de Oosterscheldehal een door de aannemers aangeboden kunstwerk werd overgedragen (ook dit kunstwerk werd door Nieweg gemaakt). In de loop van 1969 kregen we een "terminal" van Control Data te Rijswijk voor de uitvoering van computerwerk. Op 4 september vond het laatste PV-reisje plaats; de tocht voerde ons naar Den Helder waar een ieder zijn kennis van de vloeistofmechanica, elk op zijn eigen manier toetste. Op 18 november werd de heer H. Harsevoort tot erelid van de PV benoemd. Op 2 december vond promotie plaats van ir. C.B. Vreugdenhil.

1966 - 1970.

In 1966 werden de wegen op het terrein geasfalteerd. voor de afsluiting van het Brouwershavensegat (M 886) werd een grote loods (43 x 110 m²) gebouwd. (de grootste der twee loodsen van de huidige "Brouwersloods", terwijl het model (M 782) voor onderzoek naar duwvaart in kanalen werd overkapt door een 194 meter lange loods. De ruimte in de Bangkokloods kwam vrij voor andere onderzoeken.
Amateurfotografen onder het personeel richtten een fotokring op welke 5 jaar heeft bestaan.

Bij het PV-reisje werd te Amersfoort zodanig gedineerd dat het bedienend personeel toezegde een volgend keer uit kruiwagens te zullen serveren.

File not found

Modelonderzoek naar afzinkmanoeuvres van elementen van de Benelux-tunnel (M 895, 1966)

Op 15 november 1967 vond de promotie plaats van ir. E.W. Bijker.

1968 was een boeiend jaar; de personeelsvereniging was zeer aktief; vooral door toedoen van Carol de Jong kwam het personeelsblad De Meander van de grond. Tijdens het jaarlijkse PV-reisje, werd te Uddel zo karig geserveerd, dat enkelen hun tekort met tafelzilver meenden te mogen aanvullen.

Op 30 augustus vond een afscheidsreceptie plaats

Op 30 augustus vond een afscheidsreceptie plaats van dr. ir. E.W. Bijker en ir. A.J. Hoekstra. Eerstgenoemde werd als adjunct-directeur opgevolgd door ir. J.E. Prins, en ir. J.J. Vinjé werd hoofd laboratorium De Voorst.
Het wind- en stroomgootgebouw werd uitgebreid met een reeks kantoorkamers en een kleine kantine, terwijl ook de meetruimte werd verbeterd.
In 1969 was aller aandacht gericht op de bouw van de kolossale Oosterscheldehal waarin zowel het getijmodel M 1000 als het detailmodel M 1001 een plaats zouden vinden.

File not found

De in 1970 in gebruik genomen Oosterscheldehal

Tevens werd er een kantoor bijgebouwd, terwijl er ook hard gewerkt werd aan een centrale kantine. Deze bouwwerken werden op 5 januari 1970 op feestelijke wijze in gebruik gesteld waarbij de kantine een plastiek van de kunstenaar Herman Nieweg werd onthuld, en in de Oosterscheldehal een door de aannemers aangeboden kunstwerk werd overgedragen (ook dit kunstwerk werd door Nieweg gemaakt). In de loop van 1969 kregen we een "terminal" van Control Data te Rijswijk voor de uitvoering van computerwerk. Op 4 september vond het laatste PV-reisje plaats; de tocht voerde ons naar Den Helder waar een ieder zijn kennis van de vloeistofmechanica, elk op zijn eigen manier toetste. Op 18 november werd de heer H. Harsevoort tot erelid van de PV benoemd. Op 2 december vond promotie plaats van ir. C.B. Vreugdenhil.

1966 - 1970.

In 1966 werden de wegen op het terrein geasfalteerd. voor de afsluiting van het Brouwershavensegat (M 886) werd een grote loods (43 x 110 m²) gebouwd. (de grootste der twee loodsen van de huidige "Brouwersloods", terwijl het model (M 782) voor onderzoek naar duwvaart in kanalen werd overkapt door een 194 meter lange loods. De ruimte in de Bangkokloods kwam vrij voor andere onderzoeken.
Amateurfotografen onder het personeel richtten een fotokring op welke 5 jaar heeft bestaan.

File not found

Modelonderzoek naar afzinkmanoeuvres van elementen van de Benelux-tunnel (M 895, 1966)

Bij het PV-reisje werd te Amersfoort zodanig gedineerd dat het bedienend personeel toezegde een volgend keer uit kruiwagens te zullen serveren.
Op 15 november 1967 vond de promotie plaats van ir. E.W. Bijker.

1968 was een boeiend jaar; de personeelsvereniging was zeer aktief; vooral door toedoen van Carol de Jong kwam het personeelsblad De Meander van de grond. Tijdens het jaarlijkse PV-reisje, werd te Uddel zo karig geserveerd, dat enkelen hun tekort met tafelzilver meenden te mogen aanvullen.

Op 30 augustus vond een afscheidsreceptie plaats van dr. ir. E.W. Bijker en ir. A.J. Hoekstra. Eerstgenoemde werd als adjunct-directeur opgevolgd door ir. J.E. Prins, en ir. J.J. Vinjé werd hoofd laboratorium De Voorst.
Het wind- en stroomgootgebouw werd uitgebreid met een reeks kantoorkamers en een kleine kantine, terwijl ook de meetruimte werd verbeterd.
In 1969 was aller aandacht gericht op de bouw van de kolossale Oosterscheldehal waarin zowel het getijmodel M 1000 als het detailmodel M 1001 een plaats zouden vinden. Tevens werd er een kantoor bijgebouwd, terwijl er ook hard gewerkt werd aan een centrale kantine. Deze bouwwerken werden op 5 januari 1970 op feestelijke wijze in gebruik gesteld waarbij de kantine een plastiek van de kunstenaar Herman Nieweg

File not found

De in 1970 in gebruik genomen Oosterscheldehal

werd onthuld, en in de Oosterscheldehal een door de aannemers aangeboden kunstwerk werd overgedragen (ook dit kunstwerk werd door Nieweg gemaakt). In de loop van 1969 kregen we een "terminal" van Control Data te Rijswijk voor de uitvoering van computerwerk. Op 4 september vond het laatste PV-reisje plaats; de tocht voerde ons naar Den Helder waar een ieder zijn kennis van de vloeistofmechanica, elk op zijn eigen manier toetste. Op 18 november werd de heer H. Harsevoort tot erelid van de PV benoemd. Op 2 december vond promotie plaats van ir. C.B. Vreugdenhil.

1966 - 1970.

In 1966 werden de wegen op het terrein geasfalteerd. voor de afsluiting van het Brouwershavensegat (M 886) werd een grote loods (43 x 110 m²) gebouwd. (de grootste der twee loodsen van de huidige "Brouwersloods", terwijl het model (M 782) voor onderzoek naar duwvaart in kanalen werd overkapt door een 194 meter lange loods.

File not found

Modelonderzoek naar afzinkmanoeuvres van elementen van de Benelux-tunnel (M 895, 1966)

De ruimte in de Bangkokloods kwam vrij voor andere onderzoeken.
Amateurfotografen onder het personeel richtten een fotokring op welke 5 jaar heeft bestaan.

Bij het PV-reisje werd te Amersfoort zodanig gedineerd dat het bedienend personeel toezegde een volgend keer uit kruiwagens te zullen serveren.
Op 15 november 1967 vond de promotie plaats van ir. E.W. Bijker.

1968 was een boeiend jaar; de personeelsvereniging was zeer aktief; vooral door toedoen van Carol de Jong kwam het personeelsblad De Meander van de grond. Tijdens het jaarlijkse PV-reisje, werd te Uddel zo karig geserveerd, dat enkelen hun tekort met tafelzilver meenden te mogen aanvullen.

Op 30 augustus vond een afscheidsreceptie plaats van dr. ir. E.W. Bijker en ir. A.J. Hoekstra. Eerstgenoemde werd als

adjunct-directeur opgevolgd door ir. J.E. Prins, en ir. J.J. Vinjé werd hoofd laboratorium De Voorst.
Het wind- en stroomgootgebouw werd uitgebreid met een reeks kantoorkamers en een kleine kantine, terwijl ook de meetruimte werd verbeterd.
In 1969 was aller aandacht gericht op de bouw van de kolossale Oosterscheldehal waarin zowel

File not found

De in 1970 in gebruik genomen Oosterscheldehal

het getijmodel M 1000 als het detailmodel M 1001 een plaats zouden vinden. Tevens werd er een kantoor bijgebouwd, terwijl er ook hard gewerkt werd aan een centrale kantine. Deze bouwwerken werden op 5 januari 1970 op feestelijke wijze in gebruik gesteld waarbij de kantine een plastiek van de kunstenaar Herman Nieweg werd onthuld, en in de Oosterscheldehal een door de aannemers aangeboden kunstwerk werd overgedragen (ook dit kunstwerk werd door Nieweg gemaakt). In de loop van 1969 kregen we een "terminal" van Control Data te Rijswijk voor de uitvoering van computerwerk. Op 4 september vond het laatste PV-reisje plaats; de tocht voerde ons naar Den Helder waar een ieder zijn kennis van de vloeistofmechanica, elk op zijn eigen manier toetste. Op 18 november werd de heer H. Harsevoort tot erelid van de PV benoemd. Op 2 december vond promotie plaats van ir. C.B. Vreugdenhil.


1971 - 1975.

Op 22 september 1971 vond voor het eerst een uitwisselingsdag plaats. Daarbij werd het 25-jarig dienstjubileum van ir. H.J. Schoemaker (15 september 1946) gevierd.
Op 1 december werd ir. Schoemaker als directeur opgevolgd door ir. J.E. Prins; ir. J.G.H.R. Diephuis werd daarbij tot adjunct-directeur benoemd. In de windgoot kwam het lang verbeide geprogrammeerde golfschot gereed, waardoor voortaan op een wetenschappelijk meer verantwoorde wijze onregelmatige golfbewegingen kon worden opgewekt.

In 1972 kwam de derde fase gereed van het centrale bedrijfsgebouw, waardoor naast een timmerwerkplaats, houtopslag, schilderwerkplaats en zeeflaboratorium er vooral veel ruimte beschikbaar kwam voor magazijn en archief.
Op 23 maart ontstond een hevige roetontwikkeling in de Oosterscheldehal, doordat de voorraad polystyreenkorrels tot smeuling was aangezet ten gevolge van laswerkzaamheden. In de Oosterscheldehal kwam een grote goot voor fundamenteel onderzoek naar sedimenttransport in bovenrivieren gereed.

File not found

De in 1973 in gebruik genomen "grote zandgoot" voor fundamenteel onderzoek naar sedimenttransport in bovenrivieren (R  657)

In 1973 werd een raamovereenkomst gesloten met het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Haren. Tegenover de Golfbak werd een 5 m brede overdekte goot, voor onderzoek van constructies in golven en stroom, de Pentagoot, in gebruik genomen.

In 1974 werd, in het kader van de bedrijfszelfbescherming, een brandweerploeg geformeerd en opgeleid en kwam een brandspuit en brandweerbusje beschikbaar en werd een brandweergarage gebouwd. Een grote loods voor modelonderzoek van de Waalbocht te Nijmegen (M 1278) kwam gereed.

1971 - 1975.

Op 22 september 1971 vond voor het eerst een uitwisselingsdag plaats. Daarbij werd het 25-jarig dienstjubileum van ir. H.J. Schoemaker (15 september 1946) gevierd.
Op 1 december werd ir. Schoemaker als directeur opgevolgd door ir. J.E. Prins; ir. J.G.H.R. Diephuis werd daarbij tot adjunct-directeur benoemd. In de windgoot kwam het lang verbeide geprogrammeerde golfschot gereed, waardoor voortaan op een wetenschappelijk meer verantwoorde wijze onregelmatige golfbewegingen kon worden opgewekt.

In 1972 kwam de derde fase gereed van het centrale bedrijfsgebouw, waardoor naast een timmerwerkplaats, houtopslag, schilderwerkplaats en zeeflaboratorium er vooral veel ruimte beschikbaar kwam voor magazijn en archief.
Op 23 maart ontstond een hevige roetontwikkeling in de Oosterscheldehal, doordat de voorraad polystyreenkorrels tot smeuling was aangezet ten gevolge van laswerkzaamheden. In de Oosterscheldehal kwam een grote goot voor fundamenteel onderzoek naar sedimenttransport in bovenrivieren gereed. In 1973 werd een raamovereenkomst gesloten met het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Haren. Tegenover de Golfbak werd een 5 m brede overdekte goot, voor onderzoek van constructies in golven en stroom, de Pentagoot, in gebruik genomen.

File not found

De in 1973 in gebruik genomen "grote zandgoot" voor fundamenteel onderzoek naar sedimenttransport in bovenrivieren (R  657)

In 1974 werd, in het kader van de bedrijfszelfbescherming, een brandweerploeg geformeerd en opgeleid en kwam een brandspuit en brandweerbusje beschikbaar en werd een brandweergarage gebouwd. Een grote loods voor modelonderzoek van de Waalbocht te Nijmegen (M 1278) kwam gereed.

1971 - 1975.

Op 22 september 1971 vond voor het eerst een uitwisselingsdag plaats. Daarbij werd het 25-jarig dienstjubileum van ir. H.J. Schoemaker (15 september 1946) gevierd.
Op 1 december werd ir. Schoemaker als directeur opgevolgd door ir. J.E. Prins; ir. J.G.H.R. Diephuis werd daarbij tot adjunct-directeur benoemd. In de windgoot kwam het lang verbeide geprogrammeerde golfschot gereed, waardoor voortaan op een wetenschappelijk meer verantwoorde wijze onregelmatige golfbewegingen kon worden opgewekt.

In 1972 kwam de derde fase gereed van het centrale bedrijfsgebouw, waardoor naast een timmerwerkplaats, houtopslag, schilderwerkplaats en zeeflaboratorium er vooral veel ruimte beschikbaar kwam voor magazijn en archief.
Op 23 maart ontstond een hevige roetontwikkeling in de Oosterscheldehal, doordat de voorraad polystyreenkorrels tot smeuling was aangezet ten gevolge van laswerkzaamheden.

File not found

De in 1973 in gebruik genomen "grote zandgoot" voor fundamenteel onderzoek naar sedimenttransport in bovenrivieren (R  657)

de Oosterscheldehal kwam een grote goot voor fundamenteel onderzoek naar sedimenttransport in bovenrivieren gereed. In 1973 werd een raamovereenkomst gesloten met het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Haren. Tegenover de Golfbak werd een 5 m brede overdekte goot, voor onderzoek van constructies in golven en stroom, de Pentagoot, in gebruik genomen.

In 1974 werd, in het kader van de bedrijfszelfbescherming, een brandweerploeg geformeerd en opgeleid en kwam een brandspuit en brandweerbusje beschikbaar en werd een brandweergarage gebouwd. Een grote loods voor modelonderzoek van de Waalbocht te Nijmegen (M 1278) kwam gereed.

1971 - 1975.

Op 22 september 1971 vond voor het eerst een uitwisselingsdag plaats. Daarbij werd het 25-jarig dienstjubileum van ir. H.J. Schoemaker (15 september 1946) gevierd.
Op 1 december werd ir. Schoemaker als directeur opgevolgd door ir. J.E. Prins; ir. J.G.H.R. Diephuis werd daarbij tot adjunct-directeur benoemd. In de windgoot kwam het lang verbeide geprogrammeerde golfschot gereed, waardoor voortaan op een wetenschappelijk meer verantwoorde wijze onregelmatige golfbewegingen kon worden opgewekt.

In 1972 kwam de derde fase gereed van het centrale bedrijfsgebouw, waardoor naast een timmerwerkplaats, houtopslag, schilderwerkplaats en zeeflaboratorium er vooral veel ruimte beschikbaar kwam voor magazijn en archief.
Op 23 maart ontstond een hevige roetontwikkeling in de Oosterscheldehal, doordat de voorraad polystyreenkorrels tot smeuling was aangezet ten gevolge van laswerkzaamheden. In de Oosterscheldehal kwam een grote goot voor fundamenteel onderzoek naar sedimenttransport in bovenrivieren gereed.

File not found

De in 1973 in gebruik genomen "grote zandgoot" voor fundamenteel onderzoek naar sedimenttransport in bovenrivieren (R  657)

In 1973 werd een raamovereenkomst gesloten met het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Haren. Tegenover de Golfbak werd een 5 m brede overdekte goot, voor onderzoek van constructies in golven en stroom, de Pentagoot, in gebruik genomen.

In 1974 werd, in het kader van de bedrijfszelfbescherming, een brandweerploeg geformeerd en opgeleid en kwam een brandspuit en brandweerbusje beschikbaar en werd een brandweergarage gebouwd. Een grote loods voor modelonderzoek van de Waalbocht te Nijmegen (M 1278) kwam gereed.


.

LV - vandaag 1

Het laboratorium De Voorst vormt een hoofdafdeling van het Waterloopkundig Laboratorium, waarvan het hoofdkantoor gevestigd is in Delft. Het Waterloopkundig Laboratorium vormt tezamen met het Laboratorium voor Grondmechanica de Stichting Waterbouwkundig Laboratorium. Deze Stichting werd in 1933 door het Rijk opgericht.
Doel van de Stichting:

  • het uitvoeren van toegepaste fundamentele wetenschappelijke studie's in opdracht van overheidslichamen, instellingen, bedrijven en particulieren in binnen- en buitenland ,
  • het uitvoeren van speurwerk, onafhankelijk van de hierboven genoemde studies, en
  • het verlenen van steun aan het onderwijs.

Het Bestuur van de Stichting bestaat uit 14 leden benoemd door de ministeries van Financiën, Onderwijs en Wetenschappen en Verkeer en Waterstaat. De dagelijkse leiding van het Waterloopkundig Laboratorium berust bij een door het Bestuur benoemde directeur en adjunct-directeur (ir. J.E. Prins en ir. J.G.H.R. Diephuis).
De dagelijkse leiding van het Laboratorium De Voorst berust bij het hoofd van het Laboratorium De Voorst, ir. J.J. Vinjé.

De werkzaamheden van Laboratorium De Voorst, genoemd naar de hooggelegen, uit individuale tijdperk daterende, punt van het Land van Vollenhove, vingen in 1951 aan. De beschikbare oppervlakte van het terrein, gelegen tussen het Vollenhover Kanaal, de Zwolse Vaart en de Voorsterweg, bedraagt 122 ha.

De openluchtmodellen (thans 35 plaatsen beschikbaar) kunnen van water worden voorzien dat door een duiker vanuit het Vollenhover Kanaal binnen gelaten en via een regelvijver en een stelsel van aanvoersloten tot de modellen wordt toegelaten.
Zo stroomt dan het water onder natuurlijk verval verder door het model, geregeld door stuwen, roosters en kleppen en wordt daarna via lager gelegen afvoersloten geloosd op de Zwolse Vaart. Het peilverschil tussen het Vollenhover Kanaal en de Zwolse Vaart bedraagt bijna 4 1/4 meter, en over deze hoogte voert ook het gemaal Smeenge het overtollige water (en dus ook het verbruik door het laboratorium) op naar het Vollenhover Kanaal. Op deze wijze beschouwd, doorloopt het water als het ware een vast circuit.

File not found

IJspartijen aan de uitlaatduikers bij de Zwolse Vaart

Sommige modellen zijn voorzien van een eigen watercircuit; daarin wordt niet van oppervlaktewater gebruik gemaakt, maar van leidingwater (de grote zuiverheid hiervan is een eerste vereiste bij dergelijke modellen).
De modellen kunnen globaal in drie groepen worden, verdeeld; stroom-, golf- en scheepvaartmodellen, of een combinatie hiervan.

Bij de stroommodellen (o.a. rivieren, kusten, zeearmen, sluitgaten en sluizen) wordt de toevoer van water automatisch geregeld door z.g. Romijnschuiven, terwijl de waterstand geregeld wordt door in de hoogte verstelbare overstortkleppen. Bij de golfmodellen (o.a. havens en kusten) treft men bovendien golfmachines aan, waarbij de golven worden opgewekt door een vertikaal schot dat in horizontale zin heen en weer beweegt.
In de scheepvaartmodellen wordt gebruik gemaakt van modelschepen om de waterbouwkundige werken (haveningangen, kanalen, rivierkruisingen, e.d.) op nautische merites te onderzoeken. De modelschepen kunnen op verschillende manieren worden bestuurd; afhankelijk van de modelschaal en andere overwegingen kunnen ze door electrische kabels met de wal verbonden worden bestuurd, ze kunnen daadwerkelijk door een levensechte stuurman , die zich aan boord van het modelschip bevindt, worden bestuurd, maar radiografische besturing is eveneens mogelijk.

De laatste jaren zijn er steeds meer modellen in overdekte, verwarmde ruimten gebouwd. De grootste loods thans aanwezig heeft een oppervlakte van 2,5 ha en biedt o.a. plaats aan het getijmodel van de Oosterschelde.
Voor detailonderzoeken waarbij wind en/of windgolven een rol spelen is er een windgoot met een breedte van 4m , hoogte 2m en een effectieve lengte van 100 m, aanwezig, waarin d.m.v. een geprogrammeerd golfschot onregelmatige golven worden opgewekt d.m.v. een ventilator grote windsnelheden kunnen worden opgewekt. Voor onderzoeken waarbij grote stroomsnelheden vereist zijn, is er een stroomgoot met een doorsnede van 3 x 3 meter en een effectieve lengte van 100 meter aanwezig. Deze goot heeft een capaciteit van ongeveer 12 m³/s.

Voor onderzoeken naar de invloed van golven en stroom op diversen constructies beschikt het laboratorium over een bassin van 25 x 25 m², de z.g. Golfbak Nigerweg, en een goot van 5m breed, 1,5 m diep en 36 m lang, de z.g. Pentagoot.

Naast experimenteel onderzoek, opgedragen door overheidsinstellingen, aannemers en raadgevende ingenieurs, verricht het laboratorium veel systematisch uitgevoerd fundamenteel onderzoek, al of niet aan de hand van fysische modellen.

Voorts wordt er veel aandacht besteed aan theoretische benaderingen van hydraulische problemen, waarbij een wiskundige afdeling een belangrijke rol speelt.
Tenslotte dient te worden gemeld dat het laboratorium naast kantoren, kantine en vergaderruimten, beschikt over een bibliotheek en archief, een tekenkamer en reproduktieafdeling, een afdeling film en fotografie, een timmerwerkplaats, een schilderwerkplaats, een sedimentologisch laboratorium, een instrument-werkplaats, een electronica-laboratorium en een centraal magazijn.

LV - vandaag 1

Het laboratorium De Voorst vormt een hoofdafdeling van het Waterloopkundig Laboratorium, waarvan het hoofdkantoor gevestigd is in Delft. Het Waterloopkundig Laboratorium vormt tezamen met het Laboratorium voor Grondmechanica de Stichting Waterbouwkundig Laboratorium. Deze Stichting werd in 1933 door het Rijk opgericht.
Doel van de Stichting:

  • het uitvoeren van toegepaste fundamentele wetenschappelijke studie's in opdracht van overheidslichamen, instellingen, bedrijven en particulieren in binnen- en buitenland ,
  • het uitvoeren van speurwerk, onafhankelijk van de hierboven genoemde studies, en
  • het verlenen van steun aan het onderwijs.

Het Bestuur van de Stichting bestaat uit 14 leden benoemd door de ministeries van Financiën, Onderwijs en Wetenschappen en Verkeer en Waterstaat. De dagelijkse leiding van het Waterloopkundig Laboratorium berust bij een door het Bestuur benoemde directeur en adjunct-directeur (ir. J.E. Prins en ir. J.G.H.R. Diephuis).
De dagelijkse leiding van het Laboratorium De Voorst berust bij het hoofd van het Laboratorium De Voorst, ir. J.J. Vinjé.

De werkzaamheden van Laboratorium De Voorst, genoemd naar de hooggelegen, uit individuale tijdperk daterende, punt van het Land van Vollenhove, vingen in 1951 aan. De beschikbare oppervlakte van het terrein, gelegen tussen het Vollenhover Kanaal, de Zwolse Vaart en de Voorsterweg, bedraagt 122 ha.

De openluchtmodellen (thans 35 plaatsen beschikbaar) kunnen van water worden voorzien dat door een duiker vanuit het Vollenhover Kanaal binnen gelaten en via een regelvijver en een stelsel van aanvoersloten tot de modellen wordt toegelaten.
Zo stroomt dan het water onder natuurlijk verval verder door het model, geregeld door stuwen, roosters en kleppen en wordt daarna via lager gelegen afvoersloten geloosd op de Zwolse Vaart. Het peilverschil tussen het Vollenhover Kanaal en de Zwolse Vaart bedraagt bijna 4 1/4 meter, en over deze hoogte voert ook het gemaal Smeenge het overtollige water (en dus ook het verbruik door het laboratorium) op naar het Vollenhover Kanaal. Op deze wijze beschouwd, doorloopt het water als het ware een vast circuit.

File not found

IJspartijen aan de uitlaatduikers bij de Zwolse Vaart

Sommige modellen zijn voorzien van een eigen watercircuit; daarin wordt niet van oppervlaktewater gebruik gemaakt, maar van leidingwater (de

grote zuiverheid hiervan is een eerste vereiste bij dergelijke modellen).
De modellen kunnen globaal in drie groepen worden, verdeeld; stroom-, golf- en scheepvaartmodellen, of een combinatie hiervan.

Bij de stroommodellen (o.a. rivieren, kusten, zeearmen, sluitgaten en sluizen) wordt de toevoer van water automatisch geregeld door z.g. Romijnschuiven, terwijl de waterstand geregeld wordt door in de hoogte verstelbare overstortkleppen. Bij de golfmodellen (o.a. havens en kusten) treft men bovendien golfmachines aan, waarbij de golven worden opgewekt door een vertikaal schot dat in horizontale zin heen en weer beweegt.
In de scheepvaartmodellen wordt gebruik gemaakt van modelschepen om de waterbouwkundige werken (haveningangen, kanalen, rivierkruisingen, e.d.) op nautische merites te onderzoeken. De modelschepen kunnen op verschillende manieren worden bestuurd; afhankelijk van de modelschaal en andere overwegingen kunnen ze door electrische kabels met de wal verbonden worden bestuurd, ze kunnen daadwerkelijk door een levensechte stuurman , die zich aan boord van het modelschip bevindt, worden bestuurd, maar radiografische besturing is eveneens mogelijk.

De laatste jaren zijn er steeds meer modellen in overdekte, verwarmde ruimten gebouwd. De grootste loods thans aanwezig heeft een oppervlakte van 2,5 ha en biedt o.a. plaats aan het getijmodel van de Oosterschelde.
Voor detailonderzoeken waarbij wind en/of windgolven een rol spelen is er een windgoot met een breedte van 4m , hoogte 2m en een effectieve lengte van 100 m, aanwezig, waarin d.m.v. een geprogrammeerd golfschot onregelmatige golven worden opgewekt d.m.v. een ventilator grote windsnelheden kunnen worden opgewekt. Voor onderzoeken waarbij grote stroomsnelheden vereist zijn, is er een stroomgoot met een doorsnede van 3 x 3 meter en een effectieve lengte van 100 meter aanwezig. Deze goot heeft een capaciteit van ongeveer 12 m³/s.

Voor onderzoeken naar de invloed van golven en stroom op diversen constructies beschikt het laboratorium over een bassin van 25 x 25 m², de z.g. Golfbak Nigerweg, en een goot van 5m breed, 1,5 m diep en 36 m lang, de z.g. Pentagoot.

Naast experimenteel onderzoek, opgedragen door overheidsinstellingen, aannemers en raadgevende ingenieurs, verricht het laboratorium veel systematisch uitgevoerd fundamenteel onderzoek, al of niet aan de hand van fysische modellen.

Voorts wordt er veel aandacht besteed aan theoretische benaderingen van hydraulische problemen, waarbij een wiskundige afdeling een belangrijke rol speelt.
Tenslotte dient te worden gemeld dat het laboratorium naast kantoren, kantine en vergaderruimten, beschikt over een bibliotheek en archief, een tekenkamer en reproduktieafdeling, een afdeling film en fotografie, een timmerwerkplaats, een schilderwerkplaats, een sedimentologisch laboratorium, een instrument-werkplaats, een electronica-laboratorium en een centraal magazijn.

LV - vandaag 1

Het laboratorium De Voorst vormt een hoofdafdeling van het Waterloopkundig Laboratorium, waarvan het hoofdkantoor gevestigd is in Delft. Het Waterloopkundig Laboratorium vormt tezamen met het Laboratorium voor Grondmechanica de Stichting Waterbouwkundig Laboratorium. Deze Stichting werd in 1933 door het Rijk opgericht.
Doel van de Stichting:

  • het uitvoeren van toegepaste fundamentele wetenschappelijke studie's in opdracht van overheidslichamen, instellingen, bedrijven en particulieren in binnen- en buitenland ,
  • het uitvoeren van speurwerk, onafhankelijk van de hierboven genoemde studies, en
  • het verlenen van steun aan het onderwijs.

Het Bestuur van de Stichting bestaat uit 14 leden benoemd door de ministeries van Financiën, Onderwijs en Wetenschappen en Verkeer en Waterstaat. De dagelijkse leiding van het Waterloopkundig Laboratorium berust bij een door het Bestuur benoemde directeur en adjunct-directeur (ir. J.E. Prins en ir. J.G.H.R. Diephuis).
De dagelijkse leiding van het Laboratorium De Voorst berust bij het hoofd van het Laboratorium De Voorst, ir. J.J. Vinjé.

De werkzaamheden van Laboratorium De Voorst, genoemd naar de hooggelegen, uit individuale tijdperk daterende, punt van het Land van Vollenhove, vingen in 1951 aan. De beschikbare oppervlakte van het terrein, gelegen tussen het Vollenhover Kanaal, de Zwolse Vaart en de Voorsterweg, bedraagt 122 ha.

De openluchtmodellen (thans 35 plaatsen beschikbaar) kunnen van water worden voorzien dat door een duiker vanuit het Vollenhover Kanaal binnen gelaten en via een regelvijver en een stelsel van aanvoersloten tot de modellen wordt toegelaten.
Zo stroomt dan het water onder natuurlijk verval verder door het model, geregeld door stuwen, roosters en kleppen en wordt daarna via lager gelegen afvoersloten geloosd op de Zwolse Vaart. Het peilverschil tussen het Vollenhover Kanaal en de Zwolse Vaart bedraagt bijna 4 1/4 meter, en over deze hoogte voert ook het gemaal Smeenge het overtollige water (en dus ook het verbruik door

het laboratorium) op naar het Vollenhover Kanaal. Op deze wijze beschouwd, doorloopt het water als het ware een vast circuit.

File not found

IJspartijen aan de uitlaatduikers bij de Zwolse Vaart

Sommige modellen zijn voorzien van een eigen watercircuit; daarin wordt niet van oppervlaktewater gebruik gemaakt, maar van leidingwater (de grote zuiverheid hiervan is een eerste vereiste bij dergelijke modellen).
De modellen kunnen globaal in drie groepen worden, verdeeld; stroom-, golf- en scheepvaartmodellen, of een combinatie hiervan.

Bij de stroommodellen (o.a. rivieren, kusten, zeearmen, sluitgaten en sluizen) wordt de toevoer van water automatisch geregeld door z.g. Romijnschuiven, terwijl de waterstand geregeld wordt door in de hoogte verstelbare overstortkleppen. Bij de golfmodellen (o.a. havens en kusten) treft men bovendien golfmachines aan, waarbij de golven worden opgewekt door een vertikaal schot dat in horizontale zin heen en weer beweegt.
In de scheepvaartmodellen wordt gebruik gemaakt van modelschepen om de waterbouwkundige werken (haveningangen, kanalen, rivierkruisingen, e.d.) op nautische merites te onderzoeken. De modelschepen kunnen op verschillende manieren worden bestuurd; afhankelijk van de modelschaal en andere overwegingen kunnen ze door electrische kabels met de wal verbonden

worden bestuurd, ze kunnen daadwerkelijk door een levensechte stuurman , die zich aan boord van het modelschip bevindt, worden bestuurd, maar radiografische besturing is eveneens mogelijk.

De laatste jaren zijn er steeds meer modellen in overdekte, verwarmde ruimten gebouwd. De grootste loods thans aanwezig heeft een oppervlakte van 2,5 ha en biedt o.a. plaats aan het getijmodel van de Oosterschelde.
Voor detailonderzoeken waarbij wind en/of windgolven een rol spelen is er een windgoot met een breedte van 4m , hoogte 2m en een effectieve lengte van 100 m, aanwezig, waarin d.m.v. een geprogrammeerd golfschot onregelmatige golven worden opgewekt d.m.v. een ventilator grote windsnelheden kunnen worden opgewekt. Voor onderzoeken waarbij grote stroomsnelheden vereist zijn, is er een stroomgoot met een doorsnede van 3 x 3 meter en een effectieve lengte van 100 meter aanwezig. Deze goot heeft een capaciteit van ongeveer 12 m³/s.

Voor onderzoeken naar de invloed van golven en stroom op diversen constructies beschikt het laboratorium over een bassin van 25 x 25 m², de z.g. Golfbak Nigerweg, en een goot van 5m breed, 1,5 m diep en 36 m lang, de z.g. Pentagoot.

Naast experimenteel onderzoek, opgedragen door overheidsinstellingen, aannemers en raadgevende ingenieurs, verricht het laboratorium veel systematisch uitgevoerd fundamenteel onderzoek, al of niet aan de hand van fysische modellen.

Voorts wordt er veel aandacht besteed aan theoretische benaderingen van hydraulische problemen, waarbij een wiskundige afdeling een belangrijke rol speelt.
Tenslotte dient te worden gemeld dat het laboratorium naast kantoren, kantine en vergaderruimten, beschikt over een bibliotheek en archief, een tekenkamer en reproduktieafdeling, een afdeling film en fotografie, een timmerwerkplaats, een schilderwerkplaats, een sedimentologisch laboratorium, een instrument-werkplaats, een electronica-laboratorium en een centraal magazijn.

LV- vandaag 1

Het laboratorium De Voorst vormt een hoofdafdeling van het Waterloopkundig Laboratorium, waarvan het hoofdkantoor gevestigd is in Delft. Het Waterloopkundig Laboratorium vormt tezamen met het Laboratorium voor Grondmechanica de Stichting Waterbouwkundig Laboratorium. Deze Stichting werd in 1933 door het Rijk opgericht.
Doel van de Stichting:

  • het uitvoeren van toegepaste fundamentele wetenschappelijke studie's in opdracht van overheidslichamen, instellingen, bedrijven en particulieren in binnen- en buitenland ,
  • het uitvoeren van speurwerk, onafhankelijk van de hierboven genoemde studies, en
  • het verlenen van steun aan het onderwijs.

Het Bestuur van de Stichting bestaat uit 14 leden benoemd door de ministeries van Financiën, Onderwijs en Wetenschappen en Verkeer en Waterstaat. De dagelijkse leiding van het Waterloopkundig Laboratorium berust bij een door het Bestuur benoemde directeur en adjunct-directeur (ir. J.E. Prins en ir. J.G.H.R. Diephuis).
De dagelijkse leiding van het Laboratorium De Voorst berust bij het hoofd van het Laboratorium De Voorst, ir. J.J. Vinjé.

De werkzaamheden van Laboratorium De Voorst, genoemd naar de hooggelegen, uit individuale tijdperk daterende, punt van het Land van Vollenhove, vingen in 1951 aan. De beschikbare oppervlakte van het terrein, gelegen tussen het Vollenhover Kanaal, de Zwolse Vaart en de Voorsterweg, bedraagt 122 ha.

De openluchtmodellen (thans 35 plaatsen beschikbaar) kunnen van water worden voorzien dat door een duiker vanuit het Vollenhover Kanaal binnen gelaten en via een regelvijver en een stelsel van aanvoersloten tot de modellen wordt toegelaten.
Zo stroomt dan het water onder natuurlijk verval verder door het model, geregeld door stuwen, roosters en kleppen en wordt daarna via lager gelegen afvoersloten geloosd op de Zwolse Vaart. Het peilverschil tussen het Vollenhover Kanaal en de Zwolse Vaart bedraagt bijna 4 1/4 meter, en over deze hoogte voert ook het gemaal Smeenge het overtollige water (en dus ook het verbruik door het laboratorium) op naar het Vollenhover Kanaal. Op deze wijze beschouwd, doorloopt het water als het ware een vast circuit.

File not found

IJspartijen aan de uitlaatduikers bij de Zwolse Vaart

Sommige modellen zijn voorzien van een eigen watercircuit; daarin wordt niet van oppervlaktewater gebruik gemaakt, maar van leidingwater (de grote zuiverheid hiervan is een eerste vereiste bij dergelijke modellen).

De modellen kunnen globaal in drie groepen worden, verdeeld; stroom-, golf- en scheepvaartmodellen, of een combinatie hiervan.

Bij de stroommodellen (o.a. rivieren, kusten, zeearmen, sluitgaten en sluizen) wordt de toevoer van water automatisch geregeld door z.g. Romijnschuiven, terwijl de waterstand geregeld wordt door in de hoogte verstelbare overstortkleppen. Bij de golfmodellen (o.a. havens en kusten) treft men bovendien golfmachines aan, waarbij de golven worden opgewekt door een vertikaal schot dat in horizontale zin heen en weer beweegt.
In de scheepvaartmodellen wordt gebruik gemaakt van modelschepen om de waterbouwkundige werken (haveningangen, kanalen, rivierkruisingen, e.d.) op nautische merites te onderzoeken. De modelschepen kunnen op verschillende manieren worden bestuurd; afhankelijk van de modelschaal en andere overwegingen kunnen ze door electrische kabels met de wal verbonden worden bestuurd, ze kunnen daadwerkelijk door een levensechte stuurman , die zich aan boord van het modelschip bevindt, worden bestuurd, maar radiografische besturing is eveneens mogelijk.

De laatste jaren zijn er steeds meer modellen in overdekte, verwarmde ruimten gebouwd. De grootste loods thans aanwezig heeft een oppervlakte van 2,5 ha en biedt o.a. plaats aan het getijmodel van de Oosterschelde.
Voor detailonderzoeken waarbij wind en/of windgolven een rol spelen is er een windgoot met een breedte van 4m , hoogte 2m en een effectieve lengte van 100 m, aanwezig, waarin d.m.v. een geprogrammeerd golfschot onregelmatige

golven worden opgewekt d.m.v. een ventilator grote windsnelheden kunnen worden opgewekt. Voor onderzoeken waarbij grote stroomsnelheden vereist zijn, is er een stroomgoot met een doorsnede van 3 x 3 meter en een effectieve lengte van 100 meter aanwezig. Deze goot heeft een capaciteit van ongeveer 12 m³/s.

Voor onderzoeken naar de invloed van golven en stroom op diversen constructies beschikt het laboratorium over een bassin van 25 x 25 m², de z.g. Golfbak Nigerweg, en een goot van 5m breed, 1,5 m diep en 36 m lang, de z.g. Pentagoot.

Naast experimenteel onderzoek, opgedragen door overheidsinstellingen, aannemers en raadgevende ingenieurs, verricht het laboratorium veel systematisch uitgevoerd fundamenteel onderzoek, al of niet aan de hand van fysische modellen.

Voorts wordt er veel aandacht besteed aan theoretische benaderingen van hydraulische problemen, waarbij een wiskundige afdeling een belangrijke rol speelt.
Tenslotte dient te worden gemeld dat het laboratorium naast kantoren, kantine en vergaderruimten, beschikt over een bibliotheek en archief, een tekenkamer en reproduktieafdeling, een afdeling film en fotografie, een timmerwerkplaats, een schilderwerkplaats, een sedimentologisch laboratorium, een instrument-werkplaats, een electronica-laboratorium en een centraal magazijn.


1. Hier wordt natuurlijk het jaar 1976 bedoeld.